Logo VNK

menu

Bulletin 2015-2 met themakatern zelfstandige kunsthistorici

In dit Bulletin o.a. Wim van Krimpen en Cathelijne Dapiran over cultureel ondernemerschap, een artikel over ondernemen en promoveren en een interview met Michael Kwakkelstein.

Illustratie Egon de Regt Illustratie Egon de Regt

Column van voorzitter Annette de Vries

Het hart van Michelangelo


Opeens was er deze zomer in de media ruimschoots aandacht voor een van de beroemdste taferelen uit de kunstgeschiedenis: De schepping van Adam in de Sixtijnse kapel. Iedereen – kunsthistoricus of niet – boog zich over de betekenis van de rode ‘cape’ achter de figuur van God. De NRC plaatste een artikel van maar liefst drie pagina’s en publiceerde ook een selectie van de talrijke ingezonden brieven. Sinds decennia discussiëren kunsthistorici al over de betekenis van deze rode ‘cape’, maar opeens ging de discussie publiek en bogen uiteenlopende professionals van buiten zich over deze kunsthistorische delicatesse. Het zette de kunstgeschiedenis even in de schijnwerpers en liet zien dat andere invalshoeken ook van waarde voor ons vak kunnen zijn. Al is het maar om de eigen kennis te blijven scherpen. 

Zichtbaarheid en synergie. Deze twee noties typeren in een notendop de grondtoon van het KNAW-rapport Verschilzicht. Beweging in het kunsthistorisch onderzoek in Nederland (2013), dat nogal wat stof in onze gelederen deed opwaaien. Het kunsthistorische veld kreeg met dit rapport een spiegel voorgehouden. Verschilzicht zegt: jullie kunsthistorici hebben ‘goud’ in handen, maar weten het maatschappelijk en financieel onvoldoende te verzilveren. Je maakt je daardoor kwetsbaar. Waarom is het veld zo versplinterd en ontbeert het aan een sense of community? Waar is de gezamenlijke onderzoeks- en organisatiestrategie? Waar zijn de kunsthistorici in het publieke debat? Stuk voor stuk relevante vragen. Ze vormen geen gevaar, maar een uitdaging: om aan de buitenwereld te laten zien dat het anders is en kan. Met ons product is weinig aan de hand, maar de productontwikkeling en marketing kunnen beter. 

Zichtbaarheid en synergie: we zijn er al mee aan de slag. Er is door het veld onder leiding van de Onderzoekschool Kunstgeschiedenis (OSK) een kunsthistorische onderzoeksagenda geformuleerd. Er zal nu boter bij de vis moeten om deze tot wasdom te laten komen. Aan het Museumplein werd in 2014 het Netherlands Institute for Conservation, Art and Science (NICAS) gelanceerd, waarin NWO, Rijksmuseum, RCE, Universiteit van Amsterdam en de TU Delft de krachten bundelen voor het uitvoeren van innovatief en interdisciplinair onderzoek op het snijvlak van kunstgeschiedenis, restauratie en natuurwetenschap. En terwijl ik dit schrijf vindt de AmsterdamMaastricht Summer University plaats, georganiseerd door het RKD en het Rijksmuseum.

Ook de VNK zet in op zichtbaarheid en synergie. Hier gaat het om de verbinding tussen kunsthistorici werkzaam in diverse arbeidsmarktsectoren en de zichtbaarheid van de beroepsgroep in het algemeen. In 2014 is het initiatief genomen om secties in te stellen: Universiteiten, Musea, Architectuur, Handel en Zelfstandige Kunsthistorici. Elke sectie heeft haar eigen ontwikkelingstempo en dynamiek. Inmiddels wordt ook verkend of er behoefte is aan een sectie Educatie (over maatschappelijke relevantie van het vak gesproken). Het is overigens niet zo dat het instellen van secties een explosie van symposia tot gevolg heeft; het is juist de bedoeling dat vanuit secties de samenwerking met derden wordt aangegaan: met de secties van de Museumvereniging, met de OSK of met de RCE. Ook hier streven we naar synergie. De kracht van de VNK is gelegen in de ‘eenheid in verscheidenheid’ van het kunsthistorische beroepsveld. De VNK wil een platform bieden aan uiteenlopende kunsthistorische professionals, vanuit de overtuiging dat die ook gezamenlijk een stem moeten hebben. Een stem die staat voor een bijzonder en maatschappelijk relevant vak. Om de secties binnen de VNK een eigen gezicht te geven, is voor elk van hen een eigen logo ontwikkeld: als variaties op een thema (zie p. 12). Ook zal met ingang van dit nummer van Kunsthistorici telkens een van de secties een deel van het blad voor haar rekening nemen. De aftrap wordt gedaan door de sectie Zelfstandige Kunsthistorici met enkele bijdragen over – hoe kan het anders – ondernemerschap, waaronder een dubbelinterview met Wim van Krimpen en Cathelijne Dapiran over cultureel ondernemerschap in de wereld van galeries.

Zichtbaarheid en synergie. Dat geldt ook voor de kunsthistoricus in internationaal perspectief. De Kunsthistorische Dag 2015, die op vrijdag 13 november a.s. zal plaatsvinden in het Van Gogh Museum Amsterdam, heeft als thema Kunsthistorici: going global! Nederlandse kunst heeft door de eeuwen heen laten zien een sterk exportproduct te zijn (van Oude Meesters tot Dutch Design), maar hoe zit het eigenlijk met de beroepsbeoefenaars die van het onderzoeken en presenteren van kunst hun vak hebben gemaakt? Hoe internationaal zijn de Nederlandse kunsthistorici eigenlijk en kan of moet dat sterker? En zo ja, hoe? Of valt het allemaal wel mee? Op deze dag zal ook letterlijk ons ‘gezicht’ in het buitenland worden getoond met een visuele presentatie. Uiteenlopende kunsthistorici, werkzaam in het buitenland, reageren daarin op twee stellingen. In dit nummer van Kunsthistorici doet Michael Kwakkelstein van het NIKI in Florence alvast een aftrap in een interview dat Annemiek Rens met hem had. Elders in het blad is meer te lezen over het programma voor de Kunsthistorische Dag. Op deze dag worden ook de Karel van Manderprijs en Jan van Gelderprijs uitgereikt. Die prijzen willen we meer in het zonnetje gaan zetten. Ze zijn misschien niet zo smeuïg als ‘het hart van Michelangelo’, maar bevinden zich wel in het hart van ons vak. En dat mag gezien worden.•